Hoe lief mag een wethouder zijn? Hoeveel aardigheid mag je een politicus toedichten? Tot welke graad van vriendelijkheid kun je als politicus gaan voordat de boel grondig gaat mislopen? Ik ben mijzelf deze vragen pas onlangs gaan stellen, omdat ik heel sterk de indruk kreeg dat iemand ook te aardig kan zijn. Wethouder Simon Broersma ligt de laatste tijd onder vuur en vast en zeker terecht, er werd gevoeld of de indruk gewekt dat het met twee zaken niet lekker heeft gelopen. Ik vind dat zo jammer want wethouder Simon is een opperbeste en uiterst sympathieke kerel.
Ik schreef al eerder over de kwestie over het iets te vroeg aanpakken van een verwaarloosd stukje wildernis dat in een voedselbos en bijenoase zou worden getransformeerd. De voortvarendheid van ambtenaren en een raadslid dat van wanten en diverse andere dingen weet leidde tot een situatie die door een geschrokken wethouder slechts met de grootste moeite kon worden gestopt en onlangs werd te radicale voortvarendheid rond de havenkiosk wederom met moeizaam bijsturen naar nog immer onstuimig vaarwater geloodst.
In beide zaken was het wethouder Simon die de leiding had moeten hebben. Hij heeft ook, zodra hij ontdekte dat de procedures iets te Limburgs gingen lijken, aan de bel getrokken en zijn ambtenaren bezworen toch vooral de juiste weg te blijven volgen. Ze hebben dat veel te laat gedaan en daardoor hun wethouder in een moeilijke positie gemanoeuvreerd. Hoe heeft dat kunnen gebeuren? Wat ging er mis? En hoewel ik geen WOB-verzoek heb ingediend, zodat ik ook eens mappen met zwartgelakte teksten kreeg toegestuurd, meen ik te kunnen raden wat er zich afgespeeld kan hebben.
Wethouder Simon is van de goede ideetjes. Heb je een goed idee om de stad binnen zijn beleidsveld een betere en mooiere stad te maken, dan vind je hem snel aan jouw zijde. En wanneer de eerste ambtenaar die ter plekke de zaken mag regelen volgens de geldende regelen verneemt dat wethouder Simon ook wel iets in het plan ziet, dan heeft de plichtsgetrouwe beleidsuitvoerder verder geen andere signalen meer nodig en gaat aan de gang samen met de initiatiefrijke burger. Daar hoeft wethouder Simon zich helemaal geen zorgen over te maken.
Op zich heeft dat wel iets, maar wethouder Simon weet ook dat niets zomaar gladjes geregeld kan worden, want daar zijn procedures voor en inmenging van weer andere ambtenaren met inmengingsbevoegdheden. En nu ging er volgens mij iets meespelen in het verdere verloop: de aardigheid, de liefheid zo je wilt, van wethouder Simon. Hij kan niet zomaar met woeste blik bij ambtenaren die in de fout gaan naar binnen stormen en schreeuwen: ‘Wel Goverhierendaar, waar zijn jullie nou helemaal mee bezig? Zijn jullie nou helemaal van de pot gerukt?’ Zo is wethouder Simon niet. Hij is beleefd, vriendelijk en zeer genegen te begrijpen welke zieleroerselen zijn ambtenaren voeren tot het anders uitvoeren van bestaande procedures. En ambtenaren die zo’n baas hebben kunnen de gedachte hebben dat ze geen rekening hoeven te houden met hun baas. Hij zit er maar vier jaar en zij waren er al en zullen er na hem ook wel zitten. Zo is dat meestal met ambtenaren.
Wethouder Simon moet zich dan zelf zover brengen dat zijn ambtenaren berichten krijgen die telkens dringender van toon worden. Uiteindelijk loopt dan de procedure zoals die moet lopen en ik weet natuurlijk niet of hij daarvoor de nodige steun van andere collegecollega’s heeft gekregen. Maar dat er dan al kwaad is geschied dat hij absoluut niet heeft gewild, wordt dan in de raadsvergaderingen door oppositiepartijen met grote gretigheid breed uitgemeten. ‘Je moet je wat sterker opstellen, Simon,’ hebben zijn collegacollegeleden hem wellicht gezegd.
En wethouder Simon stelde zich stevig op bij een confrontatie deze week. ‘Hij ging er met gestrekt been in,’ werd hier en daar gezegd. Maar iets doortastender doorvragen door raadslid Menno en een schorsing die gebruikt werd om spijkerharde bewijzen van verkeerd gelopen procedures brachten wethouder Simon weer terug tot de vriendelijke man die goede ideeën zo moeilijk kan wegwuiven. En zelfs op dat moment bleef hij pal staan voor zijn ambtenaren. Je hoort mij dan niet beweren dat hij zelfs zijn eigen functie zou opgeven om die hufterige ambtenaren buiten schot te laten.
Ik vrees dat die lieve, vriendelijke man die onze stad zo goed wil dienen, eigenlijk teveel van die fijne eigenschappen heeft om een goede politicus te zijn. Maar betekent dat dus dat al die mensen die ik zo bewonder als goede politici eigenlijk van een slag zijn waar je maar niet te veel mee moet omgaan?
De inhoud van de column is uitsluitend voor rekening van de auteur. HoornRadio/HoornGids is niet ge- of verbonden aan een politieke partij of welke politieke richting dan ook, maar geheel autonoom, onafhankelijk en ongebonden.