Fractie Tonnaer heeft kritiek op € 30.000 steun aan Reclamebelasting

HOORN - De Fractie Tonnaer in de Hoornse gemeenteraad heeft kritiek op B&W. Het College heeft € 30.000 overgemaakt naar het Lokaal Ondernemers Fonds (LOF) dat de Reclamebelasting beheert. Volgens raadslid Jos Renckens is dat in strijd met afspraken en worden de netto opbrengsten van de Reclamebelasting nu met gemeenschapsgeld aangevuld.

Het LOF is in de problemen gekomen omdat de rechtbank in Alkmaar eind november in feite de hele opzet voor de Hoornse reclamebelasting van tafel veegde. De gemeente is hiertegen in beroep gegaan maar de uitkomst is nog onbekend.

In het convenant rond de Reclamebelasting is volgens Fractie Tonnaer expliciet vastgelegd dat de opbrengsten niet door de gemeente zullen worden aangevuld indien de werkelijke opbrengsten lager zijn dan vooraf in geschat. Overigens liet de Fractie Tonnaer in december al weten “niet rouwig zijn als de reclamebelasting op de schop moet”.

Lees hier de brief met Artikel 43-vragen van Fractie Tonnaer:

Aan het college B&W Hoorn
Postbus 603
1620 AR Hoorn
 
Hoorn, 18 maart 2011
 
Betreft: Reclamebelasting
 
Vragen volgens art. 43 van het R.v.O.
 
Geacht college,
 
In de besluitenlijst van uw College van 22 februari 2011 is te lezen dat u € 30.000 ter beschikking stelt ten behoeve van de Reclamebelasting 2010. Dit bedrag brengt u ten laste van de “Reserve stimuleringsfonds economische crisis”. Die reserve maakte onderdeel uit van de zgn. Kansenkaart. In de besluitenlijst van uw college van 8 maart 2011 staat dat u overweegt € 35.475 aan kosten die samenhangen met het hoger beroep Reclamebelasting te dekken uit de gemeentelijke post “Incidenteel onvoorzien”.
 
Deze (voorgenomen) besluiten verbazen ons in het licht van het convenant dat eind 2009 tussen de gemeente en de ondernemersverenigingen HOF en LOF is gesloten. In dat convenant zijn de afspraken vastgelegd die samenhangen met de invoering van de Reclamebelasting. Onder meer is daarin bepaald dat de netto opbrengst, dat wil zeggen de ontvangen betalingen op aanslagen verminderd met o.a. de kosten van heffing, ten gunste van het LOF komt. De gemeente is niet aansprakelijk voor tegenvallers in de begrote (netto) opbrengst. In het convenant is expliciet vastgelegd dat de opbrengsten niet door de gemeente zullen worden aangevuld indien de werkelijke opbrengsten lager zijn dan vooraf in geschat.
 
De recent door u genomen besluiten lijken ons in strijd met deze hiervoor beschreven afspraken. In verband daarmee hebben wij de volgende vragen:
 
1.   Wat was de aanleiding voor het aanvullen van de opbrengsten van de Reclamebelasting 2010 met € 30.000?
 
2.   Welke relatie is er tussen de economische crisis (dan wel de doelstellingen die bij de introductie van bedoelde reserve zijn afgesproken) en de aanleiding tot het aanvullen van de opbrengsten Reclamebelasting met € 30.000?
 
3.   Deelt u onze mening dat kosten die voortvloeien uit beroepsprocedures tegen aanslagen zijn aan te merken als “kosten van heffing”? Zo neen, waarom niet?
 
4.   Wat zijn uw beweegredenen om de netto opbrengsten van de Reclamebelasting met gemeenschapsgeld aan te vullen en hierbij af te wijken van de duidelijke afspraken in het convenant?
 
5.   Het feit dat de invoering van de Reclamebelasting voor de gemeente kostenneutraal zou verlopen is een relevant punt geweest bij de politieke besluitvorming. Bent u met mij van mening dat de politieke afweging om te kiezen voor het instrument Reclamebelasting anders uitgevallen zou kunnen zijn indien het aan de raad bekend was dat de gemeente in voorkomende gevallen op eigen kosten tegenvallers van welke aard ook compenseert? Zo neen waarom niet?
 
6.   Welk beleid zal u in de toekomst voeren met betrekking tot het aanvullen van de netto opbrengsten van de Reclamebelasting?
 
 
Met vriendelijke groet,
 
Jos Renckens
Fractie Tonnaer